Pesso Psychotherapie.
Pesso-psychotherapie is ontwikkeld door het Amerikaanse echtpaar Al Pesso en Diane Boyden. Oorspronkelijk kwamen zij uit de danswereld. Zij ontdekten dat een aantal dansers bepaalde bewegingen niet konden maken. Dit bleek te maken te hebben met emoties die vastzaten. Met de Pesso Boyden System Psychomotor Therapie ontwikkelden ze een methode om vanuit die vastzittende structuur te groeien naar meer evenwicht en vertrouwen. Ze maken hierbij gebruik van "de piloot": het sturend-ik van de persoon.
Lichaamsgericht
De Pesso-methodiek werkt heel lichaamsgericht. De nadruk ligt niet in de eerste plaats op praten. Soms praat iemand zonder een diepere laag van zichzelf te raken. De nadruk binnen de Pesso-methodiek ligt op het ervaren. Hoe voel ik mij vandaag? Wat houdt mij bezig? Hoe voelt mijn lichaam en wat wil dit mij vertellen? Daarom maakt men gebruik van lichaamsgerichte oefeningen. Deze helpen om meer in het lichaam te komen en alerter te zijn op lichamelijke signalen. Dit zijn geen moeilijke of fysiek zware oefeningen. Zij hebben enkel tot doel onze voelsprieten naar ons binnenste te richten.
Positief mensbeeld
Pesso gaat uit van een positief mensbeeld. Iedereen heeft in zijn leven prettige maar ook minder prettige ervaringen opgedaan. Hierdoor werden we beïnvloed. Al de ervaringen uit het verleden, vormen een soort blauwdruk. Dit is de bril waardoor iemand naar het leven kijkt; een vast patroon van waaruit hij/ zij bepaalde dingen doet en niet doet. Maar daar blijft het niet bij, want een mens kan groeien. Er kan verandering komen in hoe we in het leven staan en hoe we met dingen omgaan.
Heel de Pesso-methodiek is gebaseerd op dit positief mensbeeld: er is kans op groeien en positief evolueren.
Dit groeien gebeurt door het verwerven van inzicht, maar vooral ook via het opdoen van een positieve, corrigerende ervaring. Op dat moment krijgt men wél, waar men zoveel nood aan had.
Dit kan gebeuren in therapie. Ook in de dagelijkse realiteit gebeurt dit.
Symbolisch niveau
Wanneer we dingen meemaken in het leven, gebeurt dit in het “hier-en-nu”. Zonder dat we dit weten, heeft dit ook een diepere, symbolische laag.
Bijvoorbeeld: de moeder van een kind was vaak afwezig. Ze was druk bezig met andere taken en had minder oog voor het kind. Ook wanneer het kind haar nodig had, op haar riep en huilde, reageerde de moeder vaak niet. Dat was een ervaring in de realiteit. Zonder dat dit kind (en vaak ook de moeder) dit beseft, ontstaat er bij dit kind op een dieper niveau een soort overtuiging: “Ik ben niet geliefd. Ik tel niet mee. Ze luisteren toch nooit naar me. In het leven sta je eigenlijk alleen.” Dit alles gebeurt onbewust. Een lichaam voelt dit gewoon zo. Ook als volwassenen kan deze boodschap blijven doorspelen. Zo kan het zijn dat deze persoon in zijn werk- of leefsituatie nog steeds hetzelfde tegenkomt: “Ze luisteren toch niet naar me. Of ik nu iets zeg of niet, ik tel hier toch niet mee…” Ook nu nog, kan zo iemand zich niet beluisterd en eenzaam voelen. Zo kan men bepaalde patronen steeds weer tegenkomen. Dit heeft te maken met de bril die gevormd werd in het verleden, de bril waardoor hij nu nog steeds naar het leven kijkt.
Een therapie-sessie start op realiteitsniveau: wat loopt er fout in mijn leven, waarin voel ik mij niet goed, wat loopt er niet vlot, … Via bepaalde methodieken gaat de cliënt, met behulp van de therapeut, dieper in zijn beleving. We kijken naar wat de realiteit vertelt over ervaringen uit het verleden. Zo komt de cliënt uit op zijn of haar beleving van toen: hij of zij voelde zich eenzaam, voelde zich niet gezien, niet begrepen. Deze beleving kan in scène gezet worden (zichtbaar gemaakt worden) met behulp van symbolische figuren. De reële moeder wordt in beeld gebracht. In plaats van opnieuw naar de eenzaamheid te gaan, wordt er nu een symbolische “ideale moeder” bijgeplaatst, die wél reageert wanneer het kind haar roept. Een ideale moeder die door haar reactie laat voelen dat haar kind belangrijk is voor haar. De cliënt kan nu een corrigerende ervaring opdoen; een helende ervaring. Het is de cliënt zelf die aangeeft wat hij precies nodig heeft als corrigerende ervaring.
Daar de cliënt dit op symbolisch niveau ervaart en in zich opneemt, werkt dit dieper door. Door het ervaren van zulke correctieve ervaringen, gaat de cliënt stilaan een andere bril krijgen. Stilaan merkt de cliënt ook in zijn of haar eigen omgeving positieve figuren op: mensen voor wie hij of zij wél meetelt. In realiteit zijn die er altijd geweest. Maar door de gekleurde bril was de cliënt niet in staat om deze op te merken.
Wanneer onze bril verandert, zien en ervaren we de realiteit dus ook anders.
De kracht van Pesso Psychotherapie ligt in de groep. Wanneer dit in individuele therapie wordt gebruikt, worden hier elementen van gebruikt.
Emotionele basisbehoeften
Volgens Pesso zijn er zes emotionele basisbehoeften:
-
plaats: Ik krijg mijn letterlijke plaats in huis: een eigen kamertje, een eigen plaats aan tafel. Maar ik voel ook op latere leeftijd, dat ik meetel. Mijn mening doet ertoe (=symbolisch plaats krijgen);
- ruimte: Ik krijg letterlijke ruimte. Ik krijg ook mogelijkheden om te experimenteren (= symbolisch ruimte krijgen) en dit binnen veilige grenzen;
- steun: Ik voel letterlijk steun, wanneer iemand me oppakt en zo steun geeft aan mijn lichaam. Ik krijg ook symbolische steun, wanneer iemand bijvoorbeeld laat voelen dat hij achter me staat en me stimuleert in de dingen die ik doe;
- voeding: Ik krijg letterlijke voeding. Ik word gevoed met lekker en aangepast eten. Ik word ook symbolisch gevoed door input die ik nodig heb. Vb. complimenten, uitleg als ik iets niet begrijp, mooie boeken, muziek, …
- bescherming: Ik word letterlijk beschermd tegen koude, tegen een hond die voorbij komt, tegen gevaar.
Ik ervaar ook symbolische bescherming: mensen nemen het voor me op wanneer ik het niet alleen kan;
- begrenzing: Ik word letterlijk begrensd, zodat de wereld veilig blijft. Ik mag niet lopen tot in het water, wanneer ik niet kan zwemmen. Later krijg ik ook symbolisch veilige grenzen door juiste regels die horen bij mijn leeftijd.
Pesso gaf aan dat “begrenzing” één van de belangrijkste basisbehoeften zou worden in de aankomende tijd.
Wanneer aan deze basisbehoeften voldaan werd als kind en adolescent, zijn we later in staat om zelf in deze behoeften te voorzien. We nemen zelf onze plaats in. We kunnen zelf voor lichamelijk en geestelijk voedsel zorgen. We kunnen onszelf van binnenuit steunen, of alsnog steun zoeken als dat nodig is. We kunnen onszelf begrenzen, weten tot waar we moeten gaan.
Mochten we ideale ouders hebben gehad, dan zouden al onze emotionele basisbehoeften ingevuld zijn. Jammer genoeg heeft niemand zulke ouders gehad!
In therapie kunnen we opnieuw in contact komen met die onvervulde behoeften. We zoeken hoe deze onvervulde behoeften een juist antwoord kunnen krijgen.
Samen zoeken, gebruik makend van “de piloot”.
In ieder van ons zit een stuwende kracht die vooruit wil, een kracht die wil dat we groeien. Het is belangrijk dat we die kracht aanspreken. Pesso noemt die kracht “de piloot” of “het sturend-ik”. Daarom laat de therapeut de cliënt vooral aan het werk: “Waarrond wil ik zelf werken? Wat speelt er op dit moment in mijn leven? Wat voel ik daar rond, waar heb ik behoefte aan? …” Het sturend-ik of de piloot van de cliënt stuurt de werktijd.
De kracht van Pesso ligt in het werken in een groep. Wanneer het in individuele therapie wordt gedaan, gebruikt men hier elementen van.